Vrijmetselarij is al geruime tijd onderwerp van serieus onderzoek, maar de benadering van het onderwerp was tot voor kort vrij eenzijdig. De loges werden beschouwd als een intellectueel product van de Verlichting, een spel van een culturele elite of een modieus geheim genootschap. In het verleden beperkte de wetenschappelijke interesse in het onderwerp zich vaak tot specifieke, niet-unieke aspecten van de vrijmetselarij: het verenigingsleven, het lidmaatschap van belangrijke historische figuren, of de relatie met Kerk, politiek en vorstenhuis. De laatste jaren is er meer aandacht voor het zeer complexe karakter van de vrijmetselarij, waarin verenigingsleven en allerlei maatschappelijke ontwikkelingen nauw verweven zijn met ritualistiek, symboliek en hun materiële uitdrukkingsvormen. Deze meer interdisciplinaire benadering van het onderwerp wordt gestimuleerd door de momenteel snel groeiende belangstelling voor de westerse esoterie, waartoe ook de vrijmetselarij kan worden gerekend.
Hermetische en esoterische denkbeelden zijn al sinds de oudheid een belangrijk onderdeel van de westerse, overwegend Christelijk georiënteerde cultuur. Sinds de Verlichting van de achttiende eeuw en het materialisme in de negentiende eeuw zijn deze denkbeelden in wetenschappelijke kringen vaak verworpen als occult en irrationeel bijgeloof. Deze afwijzing heeft geleid tot een groot gebrek aan kennis over de geschiedenis van esoterische stromingen en hun rol in de vorming van de moderne westerse cultuur. Tot de tweede helft van de twintigste eeuw had de academische wereld een ongeïnteresseerde of zelfs negatieve houding tegenover esoterische tradities, hetgeen ook de houding tegenover vrijmetselarij beïnvloedde. Pas de laatste decennia is de serieuze studie van de ‘westerse esoterie’ aan universiteiten op gang gekomen. Er wordt thans een inhaalslag gemaakt om het hiaat in onze kennis over de cultuurhistorische rol van esoterische stromingen in onze samenleving in te vullen. Dit stimuleert ook onderzoek naar vrijmetselarij.
In de jaren zestig van de twintigste eeuw werd de Chaire d’Histoire des courants ésotériques et mystiques dans l’Europe moderne et contemporaine opgericht aan de Ecole Pratique des Hauts Etudes (Sorbonne) in Parijs. Dit maakte de weg vrij voor de eerste serieuze, baanbrekende studies over westerse esoterie. Als belangrijke keerpunten gelden de publicaties van Francis Yates, Giordano Bruno and the Hermetic Tradition (1964); Antoine Faivre, Access to Western esotericism (1994); Wouter Hanegraaff, New Age Religion and Western Culture: Esotericism in the Mirror of Secular Thought (1996); en de Dictionary of Gnosis & Western Esotericism (Leiden 2005). Na de oprichting van de eerste leerstoel voor het onderwerp in Parijs, zijn leerstoelen en onderzoekscentra gevestigd aan universiteiten in heel Europa (zie: Informatieportaal).
Vrijmetselarij en andere esoterische stromingen worden niet langer gezien als een alternatief voor of beweging tegen hoofdstromingen in (Christelijke) religies, filosofieën en wetenschappen, maar bestudeerd als integraal onderdeel van de rijk gefacetteerde westerse cultuur. Vrijmetselarij is niet alleen een belangrijke intellectuele stroming uit de Verlichting, maar een stroming (groep) waarin wisselwerkingen met algemene ontwikkelingen in de westerse cultuur plaatsvonden, waaronder veranderingen in sociale structuren en gedrag, de verhouding tussen private en publieke sfeer, de emancipatie van minderheden, en de positie van mannen ten opzichte van vrouwen. Het onderwerp wordt dan ook bestudeerd vanuit een brede sociaalculturele context, waarin disciplineoverschrijdende standpunten en vraagstellingen uit de religie en gender studies, als ook de sociale, historische en cultuurwetenschappen worden gehanteerd.
In Nederland heeft de groeiende interesse voor het onderwerp geleid tot de oprichting van de Leerstoelgroep Geschiedenis van de hermetische filosofie en verwante stromingen (Universiteit van Amsterdam, 1999) en de Bijzondere leerstoel Vrijmetselarij als geestesstroming en sociaal-cultureel Europees verschijnsel (Universiteit Leiden, 2000-2010). De oprichting van de OVN, Stichting ter bevordering van wetenschappelijk Onderzoek naar de geschiedenis van de Vrijmetselarij in Nederland, volgde in 2001. Daarnaast is Nederland twee belangrijke studiecollecties op het vakgebied rijk: het Vrijmetselarij Museum in Den Haag en de Bibliotheca Philosophica Hermetica in Amsterdam. De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag omvat een deelcollectie over westerse esoterie, waartoe naast de kerncollectie van de BPH onder meer een legaat van Beitj Croiset van Uchelen (1925-1997, de voormalige conservator van de verzamelingen van het Grootoosten) behoort. Verwacht wordt dan ook dat Nederland een voortrekkersrol zal spelen in de verdere ontwikkeling van het vakgebied.
De academische studie van de vrijmetselarij is echter een relatief jonge discipline, hetgeen betekent dat ze niet kan teruggrijpen op een lange traditie van academisch onderzoek en publicaties, zoals andere disciplines die wel tot hun beschikking hebben. Veel basisvragen over de oorsprong en ontwikkeling van de vrijmetselarij zijn nog onbeantwoord en veel referentieliteratuur, statistische gegevens en andere onderzoeksgereedschappen ontbreken nog. Dit biedt studenten en onderzoekers op het vakgebied een extra uitdaging.